Als je door de hoofdingang van het Missiecollege naar binnen ging, zat je in het blok van de paters. Op de begane grond lagen, zover ik me herinner, twee kantoren en een spreekkamer, op de eerste en tweede verdieping hadden de paters hun kamers en een recreatiezaal. Op de bovenste etage lag 'het duivenkot', de slaapzaal van een groep jongerejaars. Naast de recreatiezaal van de paters, waar de sigarenrook uit ramen, deuren en kieren walmde, lag de ziekenkamer. Zes bedden stonden er. Wie echt koorts had of de onder een oksel gestoken thermometer op een andere manier boven de 38,5 wist te krijgen, mocht daar een tijdje herstellen. Ik heb er één keer gelegen met een fikse griep. Dat was in mijn tweede jaar Lier. Op een avond kwam pater S mij en mijn drie lotgenoten opbeuren. Hij had zijn gitaar bij. Pater S was nog jong en vol idealen. Zijn gitaar nam hij ook geregeld mee naar de lessen (Latijn) die hij gaf. En in de lange middagpauze ging hij met de leerlingen die dat wilden, naar een voetbalveld elders in de stad. Zijn enthousiasme werd hem niet in dank afgenomen door de directie en sommige van zijn collega's. Toen ik aan mijn derde jaar Lier begon, was pater S uit het Missiecollege vertrokken. Of verbannen. Antwoord op onze vragen daarover hebben we nooit gekregen.