Ik heb de neiging om alles, wat ik niet meer nodig denk te hebben, op te ruimen. Uit mijn Missiecollegejaren heb ik desondanks heel lang een aantal dingen bewaard: een dagboek (geschreven in 1967-1968), een schrift met uitslagen en verslagen van de wedstrijden die ik één seizoen met de basketbalploeg speelde in een scholencompetitie, een klein schrift waarin ik aantekeningen maakte tijdens een schoolkamp in Lourdes (1963), één rapport, een aantal foto's en het missaal dat ik kreeg bij mijn Plechtige H.Communie in 1962. Alleen het rapport, de foto's en het missaal hebben mijn opruimwoede uiteindelijk overleefd. In het missaal zitten nog steeds bidprentjes (van o.a. mijn opa, overleden in 1965), communieprentjes (van dorps- en kostschoolgenoten), heiligenprentjes (van o.a. de H.Odilia en O.L.Vrouw van Banneux). Er zitten opvallend veel prentjes (zeven stuks) bij ter ere van de H.Pancratius. Aan de binnenzijde staat een lang gebed, aan de voorzijde wordt de martelaar afgebeeld met daaronder de tekst: Bijzondere patroon tegen haarworm, hoofdpijnen, zweren en allerhande huidziekten. Vereerd te Ranst. Dat laatste verklaart wellicht de herkomst van die prentjes. Enkele klasgenoten kwamen uit Ranst, een dorp in de buurt van Lier. Waarschijnlijk heb ik een schooljaar lang naast één van hen in de kapel gezeten.